Portretten

We zijn nu een jaar verder sinds de virusuitbraak. Het aantal besmettingen wereldwijd blijft doorgroeien. Met als gevolg dat grote delen van de wereld inmiddels in een tweede (en derde) lockdown verkeren.2

Portret 1 - img 1
Portret 1
De buurtwerker
Abdelakil Benomar uit het Vlaardingse Westwijk

‘De straten en plantsoenen verdienen een opknapbeurt’

Tijdens de fotoshoot wordt Abdelakil Benomar bestookt met vragen van kinderen uit de buurt. Waarom gaat u op de foto, wat doet u voor werk? Vriendelijk legt de opbouwwerker uit dat hij mensen met goede ideeën op weg helpt en problemen in de wijk probeert op te lossen. En dat ie zojuist geïnterviewd is over de invloed van de coronacrisis. Hij wijst naar de voetbalkooi achter hem. ‘Weten jullie nog dat die vorig jaar dicht was?’ Een jongetje met een groene jas en een rond brilletje steekt zijn hand op. ‘Ja, dat weet ik nog. Omdat het te druk werd mochten we er toen een tijd niet spelen.’

We zijn in Westwijk, een naoorlogse aandachtswijk aan de westkant van Vlaardingen. Eerder die middag vertelt Abdelakil vol trots over de burendag van eind september, toen meer dan 200 bewoners samenkwamen onder een provisorische overkapping op het grasveld naast het wijkcentrum. Hij zag hoe mensen eindelijk weer een praatje maakten, elkaar op de schouders klopten, samen een hapje aten en naar de livemuziek luisterden. ‘Je moet weten, voor veel mensen hier is contact een primaire behoefte. Ze kampen met problemen, dus dan is het fijn als ze na zo’n zware periode weer samen mogen komen.’ De burendag staat voor meer, vervolgt hij. ‘We gaven buurtbewoners met een beperking – die maanden aan huis gekluisterd waren – een speciale taak zoals taarten bakken. En de dames van de zogenoemde ‘vrouwenkamer’ hebben het eten bereid.’ We kennen de verhalen van armere gezinnen die geen laptop hadden voor het thuisonderwijs. Maar, zo leert Abdelakil ons, de problemen in Westwijk gaan veel verder. ‘Omdat alle winkels dicht waren, bleken veel bewoners niet in staat om kleding te kopen, omdat ze geen computer hebben, geen internetbankieren. Ouderen leefden in angst en durfden niet naar buiten.’ Daarom bedachten Abdelakil en zijn collega’s ludieke initiatieven, zoals een speciale beurs voor gratis tweedehands kleding en een kettingbriefactie om ouderen opbeurende berichtjes te sturen. Je kan het je nauwelijks voorstellen, maar veel bewoners, waaronder alleenstaande moeders, zagen de coronatijd als een welkome onderbreking van de dagelijkse sores. Abdelakil: ‘Moeders waren blij dat ze gewoon rustig op de bank konden zitten, zonder vervelende post of een deurwaarder aan de deur.’

Over de rol van de openbare ruimte – die weliswaar ruim en weldadig is, maar vanwege de inrichting met gras en hier en daar een bankje weinig uitnodigend – is Abdelakil kort. ‘Jongeren gingen wel naar buiten en klitten dan in groepjes samen – wat zeker in de eerste lockdown niet de bedoeling was. Voor de rest was het erg stil op straat. Wat hebben mensen hier te zoeken? Kijk naar buiten. Is zo’n weids grasveld vol hondenpoep een fijne plek voor samenkomst?’ Wel trokken mensen massaal naar de surfplas of de Broekpolder even verderop. ‘Dan zag ik ze in karavaan erheen wandelen’, lacht Abdelakil. ‘Ik en mijn vrouw deden dat ook, en nog steeds ga ik daar graag heen voor een wandeling.’

Content image 1
Text under the image with a description.

Hoe dan ook, de inrichting van de openbare ruimte in Westwijk moet beter. ‘Ik denk dat corona laat zien dat een fijne buitenruimte van belang is, zeker omdat grote gezinnen hier in kleine flatjes wonen. Maar dan moeten de straten en plantsoenen wel een opknapbeurt krijgen.’ Hij denkt aan zitplekken met tafeltjes, beplanting voor beschutting, een jeu-de-boulesbaan, verspreide speeltuintjes. ‘Hier wonen mensen met allerlei achtergronden, die van zichzelf graag naar buiten gaan – voor een barbecue, voor een praatje. Maar omdat de grasvelden daar niet toe uitnodigen, zijn veel mensen terughoudend in het gebruik ervan.’

Content image 2
Portret 2 - img 1
Portret 2
De toezichthouder
Wilco Slotboom-Zeedijk is afdelingshoofd Stadstoezicht in Gouda

‘Het is jammer, maar de stad is een stuk stiller’

Op de vraag hoe hij het gebruik van de openbare ruimte tijdens de coronacrisis heeft zien veranderen, antwoord Wilco Slotboom-Zeedijk resoluut: ‘Het is op straat gewoon veel stiller geworden. Zeker in het centrum valt dat op. Op een gegeven moment mochten cafés meer terrassen buiten zetten, maar die heb ik eigenlijk nooit helemaal vol gezien.’ Hij kan het weten want als hoofd stadstoezicht in Gouda is Wilco vaak buiten te vinden. ‘Ik en mijn collega’s zijn er altijd, doen steeds onze rondes. Het is triest om te zien hoe desolaat je stad dan kan zijn.’ Mogelijke redenen voor de stilte: de jongeren uit de randgemeenten blijven massaal weg, toeristen zijn er nauwelijks.

Het werk van Wilco en zijn team was vooral in de eerste acht maanden van de pandemie zeer hectisch. ‘Tussen maart en december 2020 kregen we om de paar weken te maken met nieuwe regels en verordeningen. Dat betekende dat ik mijn medewerkers niet alleen steeds opnieuw moest instrueren, maar ook gemotiveerd moest houden. In het begin was het ook wel spannend: iedereen bleef binnen, maar ik stuurde mijn mensen naar buiten – als het ware naar het virus toe.’ De komst van de coronawet bracht enige verlichting, vertelt Wilco. ‘Het werd allemaal wat structureler, beter verankerd ook.’

Content image 1

In het team van Wilco zitten BOA’s – die werken vanuit het strafrecht, bijvoorbeeld voor de handhaving van de mondkapjesplicht – en toezichthouders, die vanuit het bestuursrecht controleren of horecaondernemers het coronatoegangsbewijs hanteren. ‘Het is in ons werk van belang dat je elke situatie goed aanvoelt. Een oudere vrouw met een rollator die bij regenval haar mondkapje pas ín het winkelcentrum opzet, in plaats van buiten, geef je geen bon. Het gaat ons niet om boetes en straffen. Het gaat erom dat door onze aanwezigheid mensen zich aan de regels houden en hun gedrag aanpassen zodat het Groene Hartziekenhuis hier haar deuren open kan houden.’

Van uitwassen, zoals de hevige rellen waar andere steden mee te maken kregen, hebben ze in de straten van Gouda nauwelijks last gehad. Wilco: ‘Een keer waren er plannen om vanuit de wijken naar het centrum te trekken om rotzooi te trappen. Toen hebben we gewoon alle bruggen naar de binnenstad opengezet.’ Wrang was de ontdekking van arbeidsmigranten die in het bos aan de noordkant van de stad in tentjes bivakkeerden. ‘Misschien omdat reizen naar huis lastiger was of omdat de huisvesting in kleine woningen voor deze mensen onveilig voelde. We hebben direct contact gezocht met hulpverlenende instanties om de mensen uit deze schrijnende situatie te halen.’

Als adviseur is Wilco betrokken bij de organisatie van evenementen en festiviteiten, zoals de markt. ‘Hij denkt dan bijvoorbeeld mee over looplijnen en het aantal kramen. Ook de kermis kwam langs de coronameetlat te liggen, waardoor onder meer de botsauto’s en de boksbal uit het programma werden geschrapt. ‘Dat zijn attracties die veel jongeren trekken en waar de afstandsregel niet gehandhaafd kan worden. Dus ja, het is nu iets meer een familiekermis geworden.’

Content image 2
Portret 3 - img 1
Portret 3
Het thuiswerkgezin
Sander, Nadine, Eliza en Jasper van Gulik uit Dordrecht

‘Eliza en Jasper zijn echte buitenkinderen geworden’

Ze spelen sinds de coronatijd meer buiten, althans dat zeggen papa en mama. Omdat binnen met vriendjes en vriendinnetjes spelen lange tijd niet de bedoeling was, gingen Eliza van Gulik en haar broertje Jasper zowat elke dag naar buiten. Dan liepen ze naar de ‘rode speeltuin’ waar Jasper op zijn crossfiets rondscheurde en zijn zus met een schepnetje in de naastgelegen vijver kikkervisjes ving. In de grote struik bouwden ze met kinderen uit de buurt een geheime hut. Een andere favoriete bezigheid was boomklimmen. Vooral Eliza was er bedreven in – ze was dan ook niet blij toen jongens uit de buurt de takken van haar favoriete klimboom hadden afgebroken.

‘We zien dat ze het buitenspelen opnieuw ontdekt hebben’, vertelt moeder Nadine in de eethoek van de eengezinswoning in de Dordtse wijk Dubbeldam. ‘Tijdens de eerste lockdown was het prachtig weer en lekker rustig op straat. Ze gingen gewoon de straat op en zagen hun vriendjes vanzelf. Afspreken via Whatsapp was helemaal niet nodig.’ Vader Sander was blij dat zijn kinderen door het buitenspelen in aanraking kwamen met de natuur.

Content image 1

Hier om de hoek ligt een mooi oud dijkje met walnotenbomen en een grote vijver. Daar speelden ze urenlang, en in de winter gleden ze met een slee van het dijktalud. Soms gingen we met een bootje het water op – en zagen dan ijsvogeltjes en andere dieren. Ik heb echt het idee dat ze buitenkinderen zijn geworden.’

Vanwege hun ambtenarenbestaan werken Sander en Nadine nog steeds zoveel mogelijk vanuit huis. Hij is teamleider en adviseur bij de gemeente Dordrecht, zij assistent-gemeentesecretaris in Zwijndrecht. ‘In de eerste lockdown werkte ik nog voor de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid’, vertelt Nadine. ‘Toen zat ik dus volop in de crisisaanpak.’ Sander knikt: ‘Dat was wel pittig, hoor. Dan zat zij op de trap te bellen met de burgemeester, kregen de kinderen online les aan de eettafel en ik ging dan maar naar Eliza’s kamer voor een vergadering met de wethouder.’

Ondanks dat het samen thuis best gezellig was, zochten Sander en Nadine bewust de buitenruimte op om te ontspannen. ‘Ik ging dan een blokje om, of een stuk fietsen voor frisse lucht’, aldus Sander. ‘Naar de Nieuwe Biesbosch bijvoorbeeld, een natuurgebied hier vlakbij.’ Nadine maakte wandelingen met de buurvrouw of haar schoonzus en ontdekte dan plekken waar ze eerder nooit kwam. ‘Dan liepen we ineens door een straatje met mooie villa’s of wist mijn buurvrouw een sluiproute naar de polder. Dan sta je zomaar tussen de landerijen en ben je verrast door het uitzicht, de hoge bomen en een ree die voorbij huppelt.’

Die herontdekking van de directe omgeving wordt gekoesterd in huize Van Gulik. Sander: ‘Vroeger reden we 45 minuten om ergens te wandelen. Nu gaan we hier gewoon de polder in, om te picknicken, vogels te kijken of een verjaardag te vieren.’

Content image 2
Portret 4 - img 1
Portret 4
Het oudere echtpaar
Harry en Cock Höcker uit Bodegraven

‘We waren vergeten hoe mooi het Groene Hart eigenlijk is’

Aan het begin van het gesprek glimlacht de 84-jarige Harry Höcker als hij hoort over de insteek van dit onderzoeksproject – het gebruik van de openbare ruimte ná de coronacrisis. ‘Je kan er beter van maken tijdens corona. Ik bedoel, alles wordt weer ingeperkt. Tot half december is er geen bridgeclub. Naar de fysiotherapeut mogen we nog wel, maar de mondkapjes moeten weer op.’

Samen met zijn vrouw Cock (75) blikt Harry terug op een turbulente periode. Niet alleen vanwege de lockdowns, maar vooral omdat Cock in de coronatijd moest herstellen van een ingrijpende darmoperatie. ‘Ik was tijdens de eerste lockdown sowieso aan huis gekluisterd’, vertelt ze vanaf de bank in het ruime appartement in Bodegraven. ‘Maar bezoek was nauwelijks toegestaan en de verpleging aan huis bleek aan strenge regels gebonden.’ Ze knikt naar haar man. ‘Jij deed boodschappen, heel vroeg of juist laat.’

Na verloop van tijd mocht Cock meer naar buiten, eerst voor een blokje om, later voor een langere wandeling, zoals rondom de Reeuwijkse Plassen – volgens het echtpaar een geweldige plek om vogels te kijken. ‘Dat was wel fijn hoor, zeker toen Cock ook weer op de fiets mocht’, zegt Harry. ‘We wandelden en fietsten altijd al veel, maar tijdens die lockdowns waren dat welkome uitjes.’

Het fietsen bleek het echtpaar veel te bieden. Zo herontdekten ze de schoonheid van het Groene Hart. ‘Wij hadden veertien jaar lang een caravanplek in Zeeland, en waren gewend geraakt aan de lege en grote akkers’, vertelt Cock. ‘Tijdens de fietstochtjes het afgelopen jaar zagen we hoe lieflijk het hier is, en ook hoe mooi – de boerderijen, de opgeruimde erven, de verzorgde tuinen.’ Harry begon zelfs een nieuwe traditie. Om de zoveel tijd fietst hij 20 kilometer naar Rijnsaterwoude, waar hij zijn kameraad Loek uit Hoofddorp treft. ‘We kletsen dan wat op het bankje voor de katholieke kerk, en daarna gaan we voor een koffietje en een gevulde koek naar het bakkertje in Woubrugge.’

Tijdens die frequente fietstochten begonnen zaken hen op te vallen. Dat ze de weg vaak moesten delen met auto’s en landbouwvoertuigen, iets wat ze in Zeeland niet gewend waren. ‘En van die vervelende wegversmallingen’, zucht Harry. ‘We zijn echt voorzichtiger en ook wat banger om te vallen, dus ik ben blij dat we een helm dragen.’

In het gebruik van het dorp zelf is niet zoveel veranderd, al waren ze op sommige momenten te vinden op het grote Raadhuisplein. Cock ging dan met vriendinnen theedrinken en de vriendenclub van Harry sprak in plaats van in een zaaltje af op een groot terras. ‘Dat was echt een uitkomst, dan kon je elkaar toch nog zien.’

Content image 1

Het liefst zouden ze nog weleens een wandeling willen maken naar Oud-Bodegraven, de buitenplaats aan de rand van het dorp met sierlijke boerderijen. Maar de vijf kilometer ernaartoe is voor met name Harry inmiddels te ver. ‘Weet je, het zou helpen als ze langs de route bankjes zouden plaatsen, zodat je even kan uitrusten.’ Zijn vrouw knikt instemmend: ‘Toen ik tijdens mijn herstel door het dorp liep viel het me al op hoe weinig plekken er zijn om even tot rust te komen, of om even met iemand bij te kletsen. Daar moeten ze echt iets aan doen, schrijf dat maar op.’

Content image 2
Portret 5 - img 1
Portret 5
De boswachter
Joël Haasnoot is beheerder van natuurgebied Hollands Duin

‘Hier konden mensen de hectiek van de pandemie ontvluchten’

Of het tijdens de lockdowns drukker was in het duingebied tussen Noordwijkerhout en Wassenaar? Dat kun je gerust zo stellen, laat boswachter Joël Haasnoot via Teams weten. Vooral doordeweeks zag hij de mensen massaal toestromen. ‘Er was tijdens die eerste lockdown, maar eigenlijk ook afgelopen winter, weinig vertier mogelijk. Winkels waren dicht, net als cafés en sportverenigingen. Dan is het logisch dat mensen de natuur intrekken – ik en mijn gezin deden dat ook.’ Het vele thuiswerken is eveneens van invloed geweest. ‘Mensen maakten tussendoor een wandeling, of ze gingen even hardlopen in het bos.’ De boswachter is zichtbaar blij dat ‘zijn’ natuurgebied in die gekke maanden van waarde was voor de samenleving. ‘Groepen die we daarvoor niet tegenkwamen, vonden tijdens de lockdowns hun weg naar het bos en de duinen. Ik ben oprecht trots dat we mensen een plek boden om tot rust te komen, om de hectiek van de stad en de pandemie te ontvluchten, om het hoofd even leeg te maken van alle zorgen.’

Content image 1

Tegelijkertijd kwamen diezelfde kwaliteiten – rust, ruimte, ontspanning – in het gedrang. Op de wandelpaden liepen mensen in file. ‘Soms was het zo druk dat de anderhalve meter niet gehandhaafd kon worden. Mensen verlieten dan de paden, en liepen dwars door kwetsbare delen heen.’ Ook het zwerfvuil nam toe, al zijn Joël en zijn collega’s niet van plan om meer prullenbakken te plaatsen. ‘We vinden het belangrijk dat mensen leren om hun rommel mee terug naar huis te nemen.’ Toch heeft de natuur nauwelijks geleden onder de massale toeloop. Hij stelt tevreden vast dat de aloude tweedeling in gevoelige natuurkernen waar nauwelijks mensen komen, en recreatieve delen met een fijnmazig padennetwerk prima blijkt te werken.

Joël heeft zich geen moment genoodzaakt gevoeld om hard in te grijpen, al dachten sommige gemeenten daar anders over: twee keer moest hij parkeerplekken en de toegangsweg richting de Wassenaarse Slag afsluiten. ‘Dat was heel dubbel, juist omdat we een gastvrij gebied willen zijn. Natuurlijk, bij de entrees en parkeerplaatsen was het soms te druk. Het was al de bedoeling, ook vanwege het plan om van dit gebied een nationaal park te maken, om deze plekken aan te pakken.’

Het bos en de duinen zijn tijdens de lockdowns niet op een andere manier gebruikt, al zag Joël het aantal mountainbikers net als in andere natuurgebieden enorm toenemen. Maar ook de gewone fietspaden zijn drukker geworden. ‘Ik zie steeds meer soorten fietsers. De elektrische fietsen, racefietsers, gewone fietsers. Dat kan tot spanningen leiden en ik sluit niet uit dat verbreding op termijn nodig is.’ Tot zijn verbazing lijkt het bezoekersaantal weer te normaliseren, al snapt Joël dat mensen weer de mogelijkheid hebben om op andere manieren te recreëren en te ontspannen. Toch denkt hij dat de waardering voor zijn duingebied is gebleven. ‘Mensen zien nog steeds de waarde, ze komen alleen wat minder frequent. Het voordeel nu is dat mensen weer krijgen waarvoor ze komen: ruimte, dieren, rust en schoonheid. In vergelijking met massaal in een rijtje wandelen is de beleving nu weer optimaal.’

Content image 2
Portret 6 - img 1
Portret 6
De sportleraar
Graziella Idili geeft taekwondoles in Delft

‘Buiten trainen was compleet nieuw’

Het was de enige manier om haar leden in beweging te houden, en dus gaf de Delftse taekwondotrainer Graziella Idili tijdens de lockdowns provisorische trainingen op de parkeerplaats voor haar sportschool. Af en toe nam ze haar leerlingen mee naar het park aan de overkant, voor wat loopsessies of krachtoefeningen op het bruggetje. ‘Buiten trainen was voor mij compleet nieuw’, vertelt Graziella, in 2020 de eerste vrouw in Nederland die het niveau van de zesde dan behaalde. ‘Ik ben maar gewoon begonnen om uit te vogelen wat werkt en wat niet. Het grote verschil met binnen is dat we buiten schoenen dragen. Traptechniekoefeningen, vrij cruciaal in mijn sport, moest ik helaas achterwege laten. De kans op ongelukken was gewoonweg te groot.’ De nadruk kwam te liggen op conditie en kracht, door intervaltraining, sprintoefeningen en bootcampachtige onderdelen. De 1,5 meterregel omzeilde ze door het sparren te vervangen door het stootoefeningen op opblaasbare ‘noodles’. ‘Dat zijn lichte elementen, waardoor we konden trainen op snelheid en techniek, en op het gecontroleerd leren slaan.’

Content image 1

Waar de zaal een beschermde omgeving is, kregen de vechtsporters op de parkeerplaats te maken met voorbijgangers. ‘Dat was eigenlijk best leuk’, blikt Graziella terug. ‘Mensen bleven vaak even kijken of knoopten een gesprekje aan. Ze blijken dan toch benieuwd naar wat we aan het doen zijn.’ Auto’s op weg naar de naastgelegen hondenvereniging leidden weleens tot ergernis. ‘Die reden soms door onze training heen. Weliswaar stapvoets, maar nu en dan best asociaal. Daar sprak ik automobilisten dan ook op aan.’

Ze merkte dat de trainingen buiten extra betekenis kregen. ‘Het was natuurlijk fijn dat mijn leerlingen tijdens de lockdowns konden blijven sporten. Maar de lessen vervulden ook een sociale functie. Door al dat thuiswerken en het thuisonderwijs werd de taekwondotraining iets waar mijn leerlingen naar uitkeken – eindelijk een moment in de week waar ze op de parkeerplaats anderen mochten ontmoeten.’ Het buiten zijn gaf een extra boost, vanwege de frisse lucht en het samen doorzetten tijdens regenbuien. ‘Ik heb een groep die nog steeds af en toe naar buiten wil.’ Want inmiddels is Graziella weer terug in de zaal. Hoe leuk het buiten ook was, binnen op de mat komt taekwondo pas echt tot zijn recht. Dat heeft alles te maken met het trainen op blote voeten, legt ze uit. ‘Contact met de ondergrond is cruciaal. Buiten is leuk, maar met schoenen aan voel je minder goed hoe je beweegt, sta je minder in contact met je lichaam.’

Content image 2

 

Portret 7 - img 1
Portret 7
De studenten
Nick, Lonneke, Rebecca en Dejan studeren in Rotterdam

‘We hebben de stad opnieuw leren kennen’

Rotterdam was zichzelf niet meer. Vierdejaars student psychologie Lonneke weet nog precies hoe de eerste weken van de coronapandemie aanvoelde. Na weer een dag thuisonderwijs dwaalde ze met vriendinnen door lege straten en over verlaten pleinen. ‘Het was een trieste aanblik, een beetje eng zelfs. Alles wat ik aan deze stad waardeer, de drukte, de vele culturen, de reuring – het was plotsklaps verdwenen. Ik wist toen: aan gebouwen alleen hebben we niks, de mensen maken de stad.’

Lonneke zit aan een grote vergadertafel in Sociëteit Asker, het verenigingsgebouw van het Rotterdamsch Studenten Gezelschap. Eveneens aan tafel verenigingsvoorzitter Nick en clubgenoot Rebecca, die net als Lonneke tijdens het coronajaar lange wandelingen door de havenstad maakten. ‘Ik heb plekken ontdekt waarvan ik het bestaan niet wist’, zegt Nick. ‘Ik was voor corona vooral bezig met studeren en mijn studentenhuis. Door die wandelingen heb ik mijn eigen wijk beter leren kennen. Ik woon op de Nieuwe Binnenweg, maar de Heemraadsingel om de hoek zei me niets. Nu kom ik daar een paar keer per week.’ Voor Rebecca voelden de ommetjes met huisgenoten of vriendinnen als uitjes – iets wat ze voor de pandemie niet voor mogelijk had gehouden. Nick lacht: ‘Als een vriend mij voor corona had gebeld om mee te gaan wandelen, had ik ‘m voor gek verklaard. Maar nu ga ik graag op zo’n uitnodiging in.’

Content image 1

Voor Lonneke is Rotterdam door het wandelen en dwalen in mentaal opzicht groter geworden. ‘Vroeger leefde ik volgens een vast patroon – tussen school, mijn studentenhuis, Albert Heijn en de sociëteit. Tijdens corona werden deze bubbels doorbroken, waardoor we de stad opnieuw hebben leren kennen.’ De drie studenten benadrukken dat Rotterdam ondanks het imago van torens en beton veel parken en natuurgebieden herbergt. Vooral Het Park rondom de Euromast bleek in de coronatijd een populaire bestemming. Voor Lonneke vanwege de sfeer, de vijver en het natuurlijke karakter, voor Rebecca omdat het een perfecte plek is om met een groep vrienden te picknicken of te borrelen – een activiteit die ze zeker in ere houdt. ‘Natuurlijk speelt lekker weer een rol, maar we hebben ontdekt dat buiten afspreken hoe dan ook een verademing is.’

Dat merkten ze ook binnen de vereniging. De sociëteit, normaliter de spil in het verenigingsleven, ging acht maanden op slot, en dus moesten de leden hun creativiteit aanwenden om de vereniging draaiende te houden. Dat dit ze wonderwel goed afging, ervoer vooral bestuurskundestudent Dejan, die halverwege het gesprek de kamer binnenkomt. Hij werd in het coronajaar lid en zag zijn jaargenoten alleen online of tijdens ludieke buitenactiviteiten, zoals de ommetjescompetitie – wie loop het verst, het snelst, het vaakst? –, buitenborrels of feestjes op de parkeerplaats tegenover het sociëteitsgebouw aan de Haringvliet, met heaters en dikke jassen aan.

‘Toen de sociëteit weer openging was ik bang dat ik er niet bij zou horen’, vertelt Dejan, ‘maar het tegendeel bleek waar. Juist omdat we de vereniging op andere manieren in leven hielden.’ Vriendschappen zijn volgens hem betekenisvoller. ‘Omdat we niks mochten, moesten we op een andere manier invulling geven aan onze relaties. Met elkaar buiten zijn heeft daarin enorm geholpen.’

Content image 2
Portret 8 - img 1
Portret 8
De caféhouder
Juut Stibbe van café De Oude Mol

‘Op straat waren we weer die populaire plek voor samenkomst en ontmoeting’

Eigenlijk wist ze meteen wat haar te doen stond toen de lockdown veel langer bleek te duren dan gedacht. De eerste maand werd nog benut om café De Oude Mol een opknapbeurt te geven, maar al snel besloot uitbater Juut Stibbe om de spilfunctie die haar Haagse kroeg normaal gesproken heeft buiten op straat voort te zetten. In het begin met een tafel voor de verkoop van koffie en thee, snel daarna met een zelfgemaakte ‘hartjesbar’ en een assortiment dat flink uitdijde – van glühwein en limoncello tot zelfgemaakte quiche, boterkoeken en borrelpakketten. Plus anderhalve-meter-kusjes: snoeplippen op lange satéprikkers.

‘We werden heel snel weer die populaire plek voor samenkomst en ontmoeting’, vertelt Juut op een woensdagochtend in het café dat ze al 27 jaar bestiert. Het interieur ademt een brocante sfeer, tegen de buitengevel staan ingeklapte terrastafels en stoelen. Boven is kok Michelle in de weer met het avondmenu. ‘Daaraan was in die maanden veel behoefte. Niet alleen onder onze vaste gasten, die dagelijks langskwamen voor een praatje en een kopje koffie, maar ook voor mensen uit andere wijken. Tijdens de lockdowns maakten zij wandelingen door Den Haag en kwamen per toeval bij ons uit. De saamhorigheid die ze hier aantroffen, de nieuwe contacten die ze bij ons buitenbarretje opdeden, maakten indruk. Velen blijven ook nu terugkomen.’

Content image 1

Om de sociale rol die De Oude Mol speelde kracht bij te zetten, waren Juut en haar collega’s niet alleen zeven dagen per week van de partij, maar ondernamen ze ook tal van ludieke acties, zoals het wassen en pimpen van fietsen en de zogenoemde vouwerette – waarbij mensen hun schone was konden laten strijken en opvouwen. ‘De waslijnen met al die verschillende kleren die kriskras door ons smalle straatje hingen waren een prachtig gezicht. En dan de bellenblaasmachine – je had al die lachende kinderen eens moeten zien.’ Niet voor niets kijkt de caféhouder met veel genoegen terug op toch wel een zware tijd.

‘We moesten alle zeilen bijzetten, werkten vier keer zo hard voor slechts een fractie van onze omzet. Maar als je kijkt wat we betekend hebben voor onze gasten en wildvreemde voorbijgangers, hoeveel praatjes ik in die maanden gemaakt heb, hoeveel nieuwe mensen ik ontmoet heb. Ik had het voor geen goud willen missen.’ Toch heeft Juut niet de aandrang om het barretje nog eens op te bouwen, of om eens per maand de vouwerette in het straatbeeld te laten terugkeren. ‘Hoe bijzonder en fijn het ook was, het hoorde bij die uitzonderlijke periode. We zijn nu weer het café van toen, met alles wat daarbij hoort. Dus we serveren weer onze gerechten, bedienen onze stamgasten en stallen onze terrassen uit.’

In dat laatste is wel wat veranderd. Had Juut eerst alleen tafels staan in haar eigen straatje, inmiddels heeft ze vier extra tafeltjes in de Molenstraat om de hoek. ‘Het helpt dat ik altijd geïnvesteerd heb in het contact met mijn buren. Ons barretje in coronatijd heeft veel goodwill opgeleverd.’ Als ze een overblijfsel van de coronatijd moet noemen, is dat mensen langer buiten blijven, zelfs als het regent of kouder wordt. ‘Dat is niet zo gek, want ikzelf vond het die eerste weken binnen ook best heftig. Al die mensen, al dat geluid – dat waren we niet meer gewend. Ik speel daarop in. Waar ik vroeger nu mijn winterterras zou uitstallen – en dan bedoel ik een bankje waar mensen een sigaretje kunnen roken – laat ik voorlopig mijn zomerterras staan. Maar dan wel met nieuwe parasols tegen de regen en dekentjes voor de kou.’

Content image 2
vier scenarios