De buurtwerker

Tijdens de fotoshoot wordt Abdelakil Benomar bestookt met vragen van kinderen uit de buurt. Waarom gaat u op de foto, wat doet u voor werk? Vriendelijk legt de opbouwwerker uit dat hij mensen met goede ideeën op weg helpt en problemen in de wijk probeert op te lossen. En dat ie zojuist geïnterviewd is over de invloed van de coronacrisis. Hij wijst naar de voetbalkooi achter hem. ‘Weten jullie nog dat die vorig jaar dicht was?’ Een jongetje met een groene jas en een rond brilletje steekt zijn hand op. ‘Ja, dat weet ik nog. Omdat het te druk werd mochten we er toen een tijd niet spelen.’

We zijn in Westwijk, een naoorlogse aandachtswijk aan de westkant van Vlaardingen. Eerder die middag vertelt Abdelakil vol trots over de burendag van eind september, toen meer dan 200 bewoners samenkwamen onder een provisorische overkapping op het grasveld naast het wijkcentrum. Hij zag hoe mensen eindelijk weer een praatje maakten, elkaar op de schouders klopten, samen een hapje aten en naar de livemuziek luisterden. ‘Je moet weten, voor veel mensen hier is contact een primaire behoefte. Ze kampen met problemen, dus dan is het fijn als ze na zo’n zware periode weer samen mogen komen.’ De burendag staat voor meer, vervolgt hij. ‘We gaven buurtbewoners met een beperking – die maanden aan huis gekluisterd waren – een speciale taak zoals taarten bakken. En de dames van de zogenoemde ‘vrouwenkamer’ hebben het eten bereid.’ We kennen de verhalen van armere gezinnen die geen laptop hadden voor het thuisonderwijs. Maar, zo leert Abdelakil ons, de problemen in Westwijk gaan veel verder. ‘Omdat alle winkels dicht waren, bleken veel bewoners niet in staat om kleding te kopen, omdat ze geen computer hebben, geen internetbankieren. Ouderen leefden in angst en durfden niet naar buiten.’ Daarom bedachten Abdelakil en zijn collega’s ludieke initiatieven, zoals een speciale beurs voor gratis tweedehands kleding en een kettingbriefactie om ouderen opbeurende berichtjes te sturen. Je kan het je nauwelijks voorstellen, maar veel bewoners, waaronder alleenstaande moeders, zagen de coronatijd als een welkome onderbreking van de dagelijkse sores. Abdelakil: ‘Moeders waren blij dat ze gewoon rustig op de bank konden zitten, zonder vervelende post of een deurwaarder aan de deur.’

Over de rol van de openbare ruimte – die weliswaar ruim en weldadig is, maar vanwege de inrichting met gras en hier en daar een bankje weinig uitnodigend – is Abdelakil kort. ‘Jongeren gingen wel naar buiten en klitten dan in groepjes samen – wat zeker in de eerste lockdown niet de bedoeling was. Voor de rest was het erg stil op straat. Wat hebben mensen hier te zoeken? Kijk naar buiten. Is zo’n weids grasveld vol hondenpoep een fijne plek voor samenkomst?’ Wel trokken mensen massaal naar de surfplas of de Broekpolder even verderop. ‘Dan zag ik ze in karavaan erheen wandelen’, lacht Abdelakil. ‘Ik en mijn vrouw deden dat ook, en nog steeds ga ik daar graag heen voor een wandeling.’

Content image 1
Text under the image with a description.

Hoe dan ook, de inrichting van de openbare ruimte in Westwijk moet beter. ‘Ik denk dat corona laat zien dat een fijne buitenruimte van belang is, zeker omdat grote gezinnen hier in kleine flatjes wonen. Maar dan moeten de straten en plantsoenen wel een opknapbeurt krijgen.’ Hij denkt aan zitplekken met tafeltjes, beplanting voor beschutting, een jeu-de-boulesbaan, verspreide speeltuintjes. ‘Hier wonen mensen met allerlei achtergronden, die van zichzelf graag naar buiten gaan – voor een barbecue, voor een praatje. Maar omdat de grasvelden daar niet toe uitnodigen, zijn veel mensen terughoudend in het gebruik ervan.’

Content image 2
vier scenarios