De caféhouder

Eigenlijk wist ze meteen wat haar te doen stond toen de lockdown veel langer bleek te duren dan gedacht. De eerste maand werd nog benut om café De Oude Mol een opknapbeurt te geven, maar al snel besloot uitbater Juut Stibbe om de spilfunctie die haar Haagse kroeg normaal gesproken heeft buiten op straat voort te zetten. In het begin met een tafel voor de verkoop van koffie en thee, snel daarna met een zelfgemaakte ‘hartjesbar’ en een assortiment dat flink uitdijde – van glühwein en limoncello tot zelfgemaakte quiche, boterkoeken en borrelpakketten. Plus anderhalve-meter-kusjes: snoeplippen op lange satéprikkers.

‘We werden heel snel weer die populaire plek voor samenkomst en ontmoeting’, vertelt Juut op een woensdagochtend in het café dat ze al 27 jaar bestiert. Het interieur ademt een brocante sfeer, tegen de buitengevel staan ingeklapte terrastafels en stoelen. Boven is kok Michelle in de weer met het avondmenu. ‘Daaraan was in die maanden veel behoefte. Niet alleen onder onze vaste gasten, die dagelijks langskwamen voor een praatje en een kopje koffie, maar ook voor mensen uit andere wijken. Tijdens de lockdowns maakten zij wandelingen door Den Haag en kwamen per toeval bij ons uit. De saamhorigheid die ze hier aantroffen, de nieuwe contacten die ze bij ons buitenbarretje opdeden, maakten indruk. Velen blijven ook nu terugkomen.’

Content image 1

Om de sociale rol die De Oude Mol speelde kracht bij te zetten, waren Juut en haar collega’s niet alleen zeven dagen per week van de partij, maar ondernamen ze ook tal van ludieke acties, zoals het wassen en pimpen van fietsen en de zogenoemde vouwerette – waarbij mensen hun schone was konden laten strijken en opvouwen. ‘De waslijnen met al die verschillende kleren die kriskras door ons smalle straatje hingen waren een prachtig gezicht. En dan de bellenblaasmachine – je had al die lachende kinderen eens moeten zien.’ Niet voor niets kijkt de caféhouder met veel genoegen terug op toch wel een zware tijd.

‘We moesten alle zeilen bijzetten, werkten vier keer zo hard voor slechts een fractie van onze omzet. Maar als je kijkt wat we betekend hebben voor onze gasten en wildvreemde voorbijgangers, hoeveel praatjes ik in die maanden gemaakt heb, hoeveel nieuwe mensen ik ontmoet heb. Ik had het voor geen goud willen missen.’ Toch heeft Juut niet de aandrang om het barretje nog eens op te bouwen, of om eens per maand de vouwerette in het straatbeeld te laten terugkeren. ‘Hoe bijzonder en fijn het ook was, het hoorde bij die uitzonderlijke periode. We zijn nu weer het café van toen, met alles wat daarbij hoort. Dus we serveren weer onze gerechten, bedienen onze stamgasten en stallen onze terrassen uit.’

In dat laatste is wel wat veranderd. Had Juut eerst alleen tafels staan in haar eigen straatje, inmiddels heeft ze vier extra tafeltjes in de Molenstraat om de hoek. ‘Het helpt dat ik altijd geïnvesteerd heb in het contact met mijn buren. Ons barretje in coronatijd heeft veel goodwill opgeleverd.’ Als ze een overblijfsel van de coronatijd moet noemen, is dat mensen langer buiten blijven, zelfs als het regent of kouder wordt. ‘Dat is niet zo gek, want ikzelf vond het die eerste weken binnen ook best heftig. Al die mensen, al dat geluid – dat waren we niet meer gewend. Ik speel daarop in. Waar ik vroeger nu mijn winterterras zou uitstallen – en dan bedoel ik een bankje waar mensen een sigaretje kunnen roken – laat ik voorlopig mijn zomerterras staan. Maar dan wel met nieuwe parasols tegen de regen en dekentjes voor de kou.’

Content image 2
vier scenarios