Verandering in de tussentijd
Jeroen van Schaick
Hero image

Verandering in de tussentijd

Jeroen van Schaick

Kloppend verhaal … en toch

Ik heb een voorliefde voor toekomstscenario’s. Ze leveren een bewezen techniek om grip te krijgen op onzekerheden en een dialoog te voeren hoe je bij onzekerheid tóch kan handelen – of kan kiezen om dat niet te doen. Met plezier zag ik daarom dat de provincie Zuid-Holland in 2020, het eerste jaar van de coronapandemie, de verkenning ‘Navigeren in de Mist’ deed.  De verkenning ziet signalen hoe corona zou kunnen doorwerken in de opgaven waar de provincie aan werkt. En bouwde vandaaruit vier maatschappelijke toekomstbeelden voor de lange termijn (2035 en verder) om handelingsopties te verkennen. 

De hoofdconclusies van ‘Navigeren in de Mist’ zijn dat de coronapandemie de aandacht vergroot voor duurzaamheid, natuur en gezondheid. De coronapandemie gaat daarbij gepaard met onzekerheid over de aanpak en het herstel. De pandemie vergroot volgens de verkenning de verschillen, tussen de gezondheid en inkomens van mensen, op de arbeidsmarkt, tussen wijken, regio’s en landen. Wat (al) zwak is wordt nog zwakker. De geschiedenis laat zien dat grote schokken, zoals oorlogen, crises en recessies, vaak langdurende, hoewel niet altijd blijvende, veranderingen teweegbrengen en trends versnellen. Corona is dan ook een grote aanjager van al lopende trends en transities. 

Voorbeelden zijn de versnelling van de digitalisering, het thuiswerken en de verdere verduurzaming in de energiesector.  Een prachtig stukje scenariowerk, mét aanbevelingen voor handelen door de provincie in de vorm van no-regrets. En toch …

De wereld nu en zometeen: kwaliteit in de tussentijd?

Dreigen we ons als beleidsmakers, door de kijkhorizon op 2035 en verder te leggen te vervreemden van het hier-en-nu? Met deze vraag verken ik eigen ongemak. Ik ben van nature en in mijn werk sterk georiënteerd op toekomstverkennen: het uitpluizen en afpellen van mogelijke toekomsten en toekomstbeelden voor de lange termijn om daaruit handelingsopties voor het nu te destilleren. Mijn vraag is er een van een reflecterende ambtenaar, een die zich ook maar doodgewoon afgevraagd of hij wel de juiste dingen aan het doen is – zo proberend zijn eigen ongemak te cultiveren en bloot te leggen.

De coronapandemie raakte, raakt en zal inwoners van Zuid-Holland en zij die er werken voorlopig nog wel blijven raken in hun persoonlijke leven. Het levert zorgen op over eigen gezondheid die van naasten, zorgen over of je nog wel hen kan ontmoeten die je wilt of had kunnen ontmoeten voor een rijk leven. Voor anderen reiken zorgen verder dan de persoonlijke omgeving: mogen wij nog wel zelf beslissen over wat we wanneer en waar doen, is de buitenruimte nog wel van mij als er overal bordjes staan en aanwijzingen over hoe ons te gedragen? Waarom is mijn straat en route naar het recreatiegebied eigenlijk zo slecht ingericht om met ruimte om mij heen te lopen?

Het zijn zorgen die ik beperkt of verbloemd teruglees in mooie ambtenarentaal in toekomstscenario’s voor de langtermijn.

Dus: dreigen de authentieke, dagelijkse zorgen over morgen van Zuid-Hollanders buiten beeld te raken in een hoog-over-benadering van een ‘post-corona’- of een ‘met-corona’-wereld? De gedachtewereld van planning en beleid is duidelijk niet dezelfde als de wereld waarin het dagelijks leven van mensen zich ontvouwt. Deze spanning is een van de voedingsbodems voor groeiend wantrouwen van burgers in politiek en bestuur. Hierop lijkt regelmatig een politieke reactie te volgen om vrijwel alleen nog naar het nú te kijken: een tijdelijke verruiming van de regels voor terrassen hier, een boze reactie op nog bozere relschoppers daar. Ook nodig, maar zo lijkt het bij bestuurders soms uit te draaien op krampachtig wegblijven van iets willen, van een visie en een verhaal neer te zetten waaromheen mensen zich willen organiseren en van samen de schouders eronder te zetten in de komende paar jaar. En de wereld van de grote transities richting 2050 met zonnepanelen, windmolens en energienetten draait door, in pandemietijd met online inspraakbijeenkomsten waar elkaar echt horen en begrijpen moeilijk blijft. Ook nodig, maar… Ik zie een gat tussen de blik op de lange termijn en het reageren in het nu. Dat voelt voor mij als ambtenaar ongemakkelijk.

Tussen het nu en de lange termijn zit een tussentijd waarin het leven van mensen en de opgang en neergang van bedrijven zich ontvouwt. Hebben we als provincie wel voldoende oog voor die tussentijd, een periode tussen nu en, zeg, vijf jaar? Of is de tussentijd, metaforisch, de bouwput waar we omleidingen omheen organiseren en een hek omheen zetten tot het ‘klaar’ is? Maar klaar is het natuurlijk nooit. Ik pleit vanuit het perspectief van de impact van de coronapandemie voor herwaardering van de 1 à 5-jaarshorizon. Moeten we met elkaar daar niet het verschil maken, heel dicht bij de leefomgeving van inwoners en werkenden van Zuid-Holland? Niet met een papieren plan waar we twee jaar aan schrijven, maar aan ‘gewoon’ realisatie van verbeteringen in de fysieke leefomgeving die ertoe doen voor mensen.

Ik voorzie dat de betekenisvolle effecten van de coronapandemie zich ook zonder een poging voor verbeteringen gaan manifesteren in deze ‘tussentijd’. Een periode waarin we gaan zien of na de overeind-houd-pakketten bezuinigingsgedrag, terug-naar-normaal-investeringen of doorpakpakketten gaan volgen. Waarin mensen in hun dagelijkse leven en hun omgeving langzaam nieuwe keuzes gaan maken of gaan zien dat hun gedrag, relaties en dagelijks leven wel degelijk zijn veranderd. En waarschijnlijk op andere manieren dan gedacht.

‘Tussentijd’ kan in dit licht ook nog op een andere manier gelezen worden. Er zijn met corona allerlei tussengebieden in onze dagelijkse leefpatronen ontstaan. Werktijd die zich nu opeens thuis ontvouwt, plekken die we associëren met vrije tijd waar opeens wandelvergaderingen gehouden worden, kantoren die opeens half leeg staan, of waar, fysiek naast elkaar, digitaal vergaderende kantoormensen achter beeldschermen niet écht naar elkaar zitten te kijken. Maar ook de buurman die opeens onofficieel pakketpunt is geworden voor de buren. Of de collega die middenin een werkgesprek opstaat om even de deur open te doen voor de schoonmaker. De boswachter is opeens een halve BOA, het aantal olifantenpaadjes in de duinen niet meer te overzien.

Wat gaat dit betekenen nu wij Nederlanders mét corona lijken te gaan leven, nu we dachten ‘terug naar normaal’ te gaan, maar dat echt nog niet zo voelt. En bovendien, die ‘wij’ … dat is lang niet zo een eenduidige groep als beleidsmakers en analisten soms wel doen voorkomen.

Wat verandert er eigenlijk met corona en hoe?
Content image 1

Om de veranderingen in de ‘tussentijd’ goed te begrijpen blijft het belangrijk om deze te plaatsen in enkele grotere trends die de naweeën van de coronapandemie beïnvloeden. In de literatuur rondom corona komt steeds een aantal grotere maatschappelijke trends terug die extra zichtbaar zijn geworden, of zelfs versterkt, door de aanpak en maatschappelijke impact van de coronapandemie. Het wordt breed onderkend dat deze trends de manier zullen kleuren waarop corona op langere termijn zal doorwerken.

Het gaat dan om een stijgende en diversere sociaal-economische ongelijkheid, deels gekoppeld aan (on)gezondheid. In bredere zin is dit een verhaal over herschikking van ‘winnaars’ en verliezers’ in de maatschappij en de economie. Ook lijkt de digitalisering in en van de samenleving nu echt onomkeerbaar geworden, zowel in dagelijkse handelingen en bedrijfsprocessen, maar ook met de sterke positie van digitalisering in de Europese fondsen bedoeld voor economisch herstel. De overheid heeft een nieuwe positie gekregen als partij die met gezag en grote hoeveelheden middelen ingrijpt in het maatschappelijk en economisch verkeer, tegelijkertijd de kwetsbare (financiële) positie van gemeenten blootleggend.

Voortdurende collectieve en publieke inzet op de aanpak van klimaatverandering zal dominant blijven als grote maatschappelijke opgave waarmee overheden en bedrijfsleven aan de slag gaan. Effecten van corona zullen zich dus hoe dan ook mengen in voortgang van die aanpak. 
Geopolitieke instabiliteit en herschikking van machtsblokken, versterkt door de reacties op de pandemie, zal ons handelen gaan kleuren in de komende jaren. Brexit, de veranderende posities van China en Rusland, en jaren van onzekerheid sinds de vorige financiële crises in de BRIC-landen zijn pas het begin, vrees ik. Nederland, als land zo nauw verbonden met de wereld, zal hier direct de gevolgen van gaan merken.

Structurele maatschappelijke verandering vindt dus grotendeels mét corona en niet altijd in eerste instantie dóór corona plaats. Volksgezondheid is tegelijkertijd fundamenteel terug op de agenda. Er kwamen eerder al signalen over obesitas, slechte luchtkwaliteit en de risico’s van dierziektes voor mensen, nog naast de problematiek die vergrijzing met zich meebrengt. Gezondheid, en dan niet individueel maar onze collectieve gezondheid, gaat steeds sturender randvoorwaarden meegeven aan de samenleving.

Tegelijkertijd is het beeld van veranderingen met of door corona genuanceerd. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geeft in oktober 2021, anderhalf jaar na de start van de coronapandemie in Nederland, in het licht van dergelijke grote trends een nuchtere kijk op veranderingen door corona: structurele veranderingen zijn bescheiden in omvang en het is voor veel effecten te vroeg om er iets zinnigs over te zeggen. Gewoontes zijn hardnekkig. Het PBL heeft het dan vooral over de woningmarkt, thuiswerken, mobiliteit en de kantorenmarkt. De blik in de kwantitatieve analyses van het PBL is noodzakelijkerwijs een blik op heel Nederland. Daarmee kan de grote beweging geschetst worden, maar blijft veel ook onzichtbaar achter gemiddelden en geaggregeerde data. In interviews over thuiswerken34  legt het PBL wel interessante kiemen voor verandering bloot.

 
En die zijn helemaal niet zo abstract.

Hoewel thuiswerken veel voordelen heeft, benadrukken respondenten van het PBL dat er ook fundamentele nadelen zijn, zoals gebrek aan ontmoeting op het werk of het elkaar in de weg zitten thuis. Voor velen is gedeeltelijk thuiswerken het ideaal; en bovendien realistisch.

Thuiswerken leidt niet direct tot woningaanpassing of verhuizing: het is geen reden voor verhuizen, maar wel een overweging als je toch ging verhuizen. Waardering van de woning en de woonomgeving is aan het veranderen. Meer thuiswerken betekent minder naar het werk reizen, en meer andere verplaatsingen dan voor werk betekenen bij elkaar opgeteld een versnipperd patroon van vervoersbewegingen. Bedrijven met kantoren zijn trouwens voor het overgrote deel nog tevreden met hun locatie. De verschillende signalen over verwachte afname en verwachte toename van vierkante meters kantoor houden elkaar voorlopig nog in balans.

Vergelijkbare patronen van nuance zien we in gesprekken over gebruik van recreatiegebieden: er lijkt wel iets over te blijven van gedragsverandering. Een nieuw gebruikerspubliek biedt kansen, maar de echt grote verandering lijkt uit te blijven. In winkelgedrag is wel enorm veel meer online besteld, maar is dat nu echt wezenlijk veel anders en meer dan de versnellende trend al voor corona liet zien? En bewijst de drukte in steden en centra toen het na een lockdown weer mocht dat winkelgebieden toch echt nog niet aan aantrekkingskracht hebben ingeboet? Of gaan binnensteden en winkelcentra de komende paar jaar echt op z’n kop? Heel veel werk en productie van goederen draait ‘gewoon’ door, weliswaar onder druk gezet onder nog steeds falende aanvoerlijnen uit andere continenten. Maar zullen prijsmechanismen in de komende jaren niet toch weer belangrijker blijken, zoals in de afgelopen decennia, om tóch uit Azië te importeren in plaats van honderd procent lokaal te produceren?

34 Overigens werkt meer dan 50% van de werkenden sowieso niet thuis. Het potentieel van banen waar thuiswerken (deel) mogelijk zou zijn, ligt iets boven de 60% wat nog steeds een substantieel niet-thuiswerkers betekent.
Dagelijks leven: Bijna hetzelfde, maar toch anders
Content image 1

Het beeld is niet alleen genuanceerd: op dit moment bestaan tegenstrijdige signalen over verandering naast elkaar. Fundamentele veranderingen in gedrag van huishoudens en ondernemingen zijn in de eerste jaren nog stevig ingebed in de oude patronen en regimes. Zo lopen huurcontracten voor kantoren door, is verhuizen helemaal niet zo vanzelfsprekend door het tekort aan woningen of de moeite die verhuizen sowieso kost, is de cultuur op de werkvloer na corona echt niet zomaar helemaal anders dan voor corona, en zijn dagritmes sowieso heel verander-bestendig, zoals langjarig tijdsbestedingsonderzoek al decennia laat zien.

Wat wél duidelijk wordt uit verschillende analyses is dat de dagelijkse leefomgeving van mensen aan belang heeft gewonnen. Waar de afgelopen decennia toch sterk in het teken stonden van mondialisering en het groeiend belang van de regionale schaal, zet de coronapandemie de lokale schaal terug op de kaart. Ook dit past overigens in een maatschappelijk tijdsbeeld van de laatste vijf jaar waarin identiteit en meer naar binnen kijken dan naar buiten de norm lijkt geworden. Paradoxaal genoeg wordt dit gefaciliteerd door wereldwijde conglomeraten van techbedrijven en de financiële wereld die onze persoonlijke bubbel maximaal faciliteren.

Daarmee lijkt ons leven in de tussentijd voor een groot deel best nog op ons leven van voor de pandemie. Maar aan de randen van onze dagelijkse patronen, in onze ontmoeting met anderen, in onze keuzes is wel degelijk iets aan het verschuiven. Het is een verwarrende mix van een digitaler leven, heerlijk ongegrond optimisme, en meer mogelijkheden maar ook wantrouwen, kwetsbaarheid, angst en wanhoop bij het gevoelde gebrek aan grip op wat ons overkomt, of het nu Facebookschandalen of onontkoombare klimaatverandering is, of het nu een nieuw (golf in de) pandemie is of een mogelijk aanzwermende financiële crisis. 

Drie perspectieven voor een verwarde ambtenaar
Content image 1

Ik moet eerlijk bekennen dat ik desk research enorm comfortabel vind. Lekker werken en nadenken over wat er anders moet vanachter het bureau, je mag het bijna niet meer zeggen in deze tijd. Toen ik met de provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland aan de verkenning van de ruimtelijke implicaties van de coronapandemie begon, dacht ik zo ook een duidelijk beeld te gaan krijgen waarover het bij ruimtelijke ontwikkelingen zou moeten gaan naar aanleiding van de pandemie. Dat bleek – natuurlijk - naïef. Een eenduidig antwoord over de ruimtelijke effecten van de pandemie uit de literatuur bleef uit. De effecten blijken indirect, nog niet uitgekristalliseerd of meerdere kanten uit te wijzen.

 
Hoe dan om te gaan met de verwarring die daaruit volgt? We kunnen daartoe monitoring optuigen, de vinger aan de pols houden. Ook kunnen we kijken naar wat we wíllen: normatieve wensbeelden centraal zetten en vandaaruit aan de slag. Maar in deze verkenning heb ik één element extra waardevol gevonden: verhalen van mensen die het overkwam, overkomt en zal blijven overkomen. De Nederlandse coronawereld wordt geregeerd door cijfers en modellen. Kwantitatief onderzoek voert de boventoon over kwalitatief onderzoek. Luisteren, goed kijken en doorvragen daarentegen zijn toch wel echt de vaardigheden voor de komende jaren.

Een ander persoonlijk ongemak is dat ik, en menig ambtenaar of onderzoeker met mij, zaken soms wel heel ingewikkeld maak. Grote verhalen over maatschappelijke urgentie, digitalisering, smart cities, technologische innovatie, circulaire transitie, learning communities; het is aantrekkelijk om ons achter grote en, oh zo vaak, Engelse termen te verschuilen. Ik doe het zelf ook. De verwarring achter ons latend, kunnen we ons denken met het oog op hoe de pandemie ons raakt ook versimpelen. Simpel lijkt het als we kijken naar de directe leefomgeving van mensen: die is belangrijker geworden, zal belangrijk blijven, én kan een enorme kwaliteitsslag gebruiken, leerden we.

Uit de scenario’s van ‘Navigeren in de Mist’ volgden ook aanbevelingen. Zo gaat het over ‘no-regrets’ in alle scenario’s zoals ‘meer aandacht voor een gezonde en groene publieke ruimte in het stedenbouwkundig patroon’, ‘transformatie van werklocaties, vervoersstromen, een ander reisgedrag en veranderende woonvoorkeuren’, ‘investeren in verschillende modaliteiten, zoals fietsen en lopen’, ‘vergroening van steden (met behulp van) het provinciale ruimtelijk instrumentarium’. De verkenning signaleert dat ‘groen ingestoken herstel met aandacht voor natuur en energie nieuw elan kan geven aan de provinciale rol’. Een heldere agenda, maar zijn we dit als provincie al echt aan het doen als de kern van onze agenda?

Een laatste ongemak en daarmee perspectief voor verwarde ambtenaren, waar ik mee wil afsluiten, is dat de logisch gevraagde aanbeveling van verkennend onderzoek altijd lijkt uit te draaien op wat de lezer zou moeten dóen. Maar wat als nu-even-niet-doen eigenlijk de beste optie is? Of leveren we ons dan over aan de uitwassen van individualisme en de neoliberale markt?

Gezaghebbend vertragen in de tussentijd

Wat gebeurt in onze omgeving, verwarren we nog wel eens met wat wenselijk is. Zo is digitalisering in de haarvaten van ons dagelijks handelen doorgedrongen, maar dringt niet door dat hier wel degelijk keuzes in te maken zijn. Digitalisering is tegenwoordig, merkwaardig genoeg, ook een beleidsdoel. Ik had altijd begrepen dat digitalisering hoogstens een middel is om dingen makkelijker of sneller te maken. Sommigen hopen zelfs dat digitalisering ons duurzamer zal helpen maken, maar stroom- en watergebruik van datacentra, toenemende clickbaits met complottheorieën als verdienmodel, en vanuit wantrouwen geprogrammeerde algoritmes die we in de plaats zetten van echt menselijk contact tussen een overheid en een burger wijzen mogelijk ook een andere kant op.

Zeker als we naar ruimtelijke inrichting en kwaliteit van onze provincie kijken zal in de tussentijd tussen pandemie en lange termijndoelen gezaghebbend vertragen een belangrijk middel moeten zijn. Het loont – en de provincie is daarvoor bij uitstek geschikt – om wachten als handelingsoptie in te zetten: gezaghebbend vertragen waar tegenstrijdige signalen daarom vragen of waar door corona versterkte trends het maatschappelijk belang onder druk zetten. 
Ik zie drie vlakken waarop we vertraging in de tussentijd in het verlengde van de coronapandemie nuttig zouden kunnen inzetten.

Durven we het bijvoorbeeld aan om ons gevoel van onontkoombaarheid van digitalisering nu even niet te vertalen naar het bijna zonder tegengeluid accommoderen van economische spelers die vanuit winstbejag zich publieke, openbare en open ruimte toe-eigenen. Vanuit publiek belang hoef je in de komende vijf jaar bijvoorbeeld niet elke ruimtevraag van digitalisering in de komende vijf jaar te bedienen. Of het nu datacentra, distributiecentra voor pakketjes, talloze deelscooters op stoepen of de 10-minutenbezorgers in onze winkelstraten zijn. En dat betekent dat we die op regionaal niveau dus ook niet altijd hoeven te financieren met zogeheten innovatiesubsidies.

Mogen we het onszelf daarnaast gunnen om tot 2025 te vertragen in het woningbouwdebat? Dat lijkt vloeken in de kerk, want versnellen van woningbouw is een breed politiek, bestuurlijk, maatschappelijk en door de markt ondersteund verhaal dat we continu tegen elkaar aan het vertellen zijn. De impact van corona op onze manier van wonen en werken gaat echter langzaam doorsijpelen, en we zijn nu onomkeerbare keuzes aan het maken. We dreigen daarbij in de tussentijd (ja, hier zetten we daar wel sterk op in) nu niet altijd het juiste te doen met oog op een woningvoorraad die er 100 tot 150 jaar zal staan. Zo moet die voorraad toch écht bestand zijn tegen klimaatverandering én zelf niet bijdragen aan CO2- en stikstofemissies om onszelf én de natuur te beschermen. Niet elk bedrijventerrein hoeft nú omgebouwd te worden tot een woonwijk – grote kans dat we ze nodig hebben voor de grote economische transities die nog op ons afkomen. En niet elke weg die je al in de planning had staan hoeft dan misschien gerealiseerd te worden als onze gedrags- en vervoerspatronen veranderen.

En ten slotte, laten we niet overhaast thuiswerken tot het nieuwe ideaal verheffen en daar in hoog tempo onze kantoorvoorraad op aanpassen (en vervolgens ons provinciaal beleid). Laten we de tijd nemen om in de hybride situatie waarin we ons nu en nog wel een tijdje zullen bevinden bezinnen op waarom we elkaar ook weer zo graag wilden ontmoeten, oog hebben voor die vele mensen voor wie het thuiswerkdebat irrelevant is omdat hun werk thuis helemaal niet kán. Laten we in de tussentijd juist de persoonlijke ontmoeting weer aan belang laten winnen en erkennen dat de gezamenlijke werkplek ook een plek is van zingeving en een broedplaats voor de toekomst.

Om af te sluiten: vertragen in de tussentijd is niet voor alles wijsheid. In de tussentijd vraagt de pandemie simpelweg om nú beter groen, betere fietsroutes en betere wandelnetwerken; een openbare ruimte die weer van ons allemaal wordt. Versnellen is ook gevraagd met het oog op langetermijndoelen ter bestrijding van klimaatverandering en verlies van biodiversiteit, en met het oog op de simpele oplossingen om onze dagelijkse leefomgeving een stuk mooier, prettiger, en gezonder te maken. En daarvoor kunnen we de tussentijd dan wel weer goed benutten om plannen te maken. Of ben ik dan weer elegant om mijn eigen ongemak met de tussentijd heengelopen?

vier scenarios